~- J 11 1 I l C C IOO 102 IIO INLEIDING Deze handleiding heeft betrekking op de 50 cc HONDA machines, types C 100, C 102, C 110 en C 114. Het verschil tussen de modellen C 100 en C 102 ligt alleen in de electrische installatie : de C 100 is uitgerust met een vliegwiel magneet, terwijl de C 102 een electrische starter en een wisselstroom dynamo heeft . De modellen C 110 en C 114 verschillen alleen doordat bij dè eerste de uitlaat omhoog gericht is terwijl hij bij het tweede model laaggeplaatst is . De modellen C 100 en C 102 hebben drie versnellingen met automatische centrifugaal koppeling, terwijl de modellen C 110 en C 114 vter versnel i ingen hebben met een handbediende koppel ing . Vele onderdelen van het kader (frame), met uitzondering van dit kader (frame) zelf, zijn bij de vier modellen gelijk en hieruit volgt dat een groot dee l van de beschr ijvi ngen die in deze handleiding gegeven wor den, op de vier modellen van toepassing is, uitgezonderd wanneer het tegendeel vermeld wordt . INHOUDSOPGAVE Pagina Aandraaimomenten voor het vastzetten van de verschillende bouten/moeren Achtervork, alle modellen . Achterwiel, uitnemen,alle modellen Achterwielvering, mod . C 100 en C 102 Achterwielvering, mod . C 110 en C 114 Benzinetank, afnemen, alle modellen Benzinekraan, mod . C 110 en C 114 Buddyseat, alle modellen . Carburator, mod . C 100 en C 102 . Carburator, mod. C 1 10 en C 1 14 . Carters, uit elkaar nemen, alle modellen 100 en Cilinderkop, tuimelaarhuis en cilinder, afnemen, mod . 102 110 en Cilinderkop, tuimelaarhuis en cilinder, afnemen , mod. 114 Distributietandwiel, afnemen, alle modellen . Distributietandwiel, monteren, alle modellen Kilometertelleraandrijving, alle modellen Kleppen, alle · modellen Kleppenslijpen, alle modellen Koppeling , afnemEn , alle modellen Koppeling, demonteren, mod . -c 100 en C 102 Koppeling, demonteren, mod. C 1 10 en C 1 14 Koppeling, montage, mod. C 100 en C 102 Koppeling, montage, mod. C 110 en C 114 Koppeling , afstellen, mod. C 100 en C 102 Koppeling, afstellen, mod . C 110 en C 11 4 Koppeling, principe, mod . C 100 en C ·102 Koppeling, afnemen van het carter, mod . C 100 en C 102 Koppeling, afnemen van het carter, mod . C 110 en C 114 Krukaslagers, afnemen , alle modellen Krukaslagers, montage, alle modellen Krukaspen, uitnemen . Krukasmontage, alle modellen Luchtfilter, alle mC?dellen . Motor, uitnemen, mod . C 100 en C 102 Motor, uitnemen , mod . C 110 en C 114 Motor,· demonteren, mod . C 100 en C 102 Motor, demonteren, mod . C 1 10 en C 1 14 Nokkenas, uitnemen, alle modellen Nokkenas, monteren, alle modellen Oliedichting, montage, alle modellen c c c c 4 52 46 43 46 45 42 42 42 46/ 48 47/ 49 13/ 14 11 23 13 17 43 11 31 12 12 26 18 27 29 30 30 12 25 15 15 32 32 63 3 23 9 10 23 13 17 15 Pagina Oliedichting, afnemen, alle modellen Onsteking, model C 102 Ontsteking, mod . C 100, C 110 en C 114 Ontstekingstijdstip, model C 102 Ontstekingstijdstip, mod . C 100, C 110 en C 11 4 Uitlaatdemper, mod . C 110 en C 114 Stellen van de kleppen, alle modellen . Startpedaal (kicksta rter ), afnemen, alle modellen Startpedaal ( kickstarter), montage, alle modellen Startmotor, aandrijvingskroonwiel, model C 102 Stuurslot, alle modellen Tandwielen, plaatsen, alle modellen Technische gegevens Tuimelaars, kleppen, demonteren, alle modellen Versnellingsbak, tandwielen, afnemen, mod. C 100 en Versnellingsbak, tandwielen, afnemen, mod . C 110 en Voorwielvering, alle modellen . Voorwiel uitnemen, alle modellen Voorvork, moçl. C 100 en C 102 Voorvork, mod. C 110 en C 114 Zuiger, alle modellen ELECTRISCHE c 102 c 114 INSTALLATIE Batterij, alle modellen Batterij, laden, mod. C 100, C 110 en C 114 Bedieningsknop van de hoorn . Condensator Electrische starter, model C 102 Electrisch.e starter, koolborstels, montage Hoorn Knipperi ichtschakelaar Kontakt- en lichtschakelaar Koplamp . Richtingaanwijzer (knipperlicht) automaat Schakelaar van de vrijstand-verklikker Schema van de electrische installatie Seleniumgelijkrichter Service Tester (electrische testinstallatie), gebruiksaanwijzing Zekeringen 5 15 20 27 20 27 43 11 14 16 29 45 16 6/7/8 21 /22 15 25 45 42 44 44 11/ 17 33 33/36 34 36 37 37 35 34 34 35 35 34 39/ 40/ 41 36 53 35 TECHNISCHE GEGEVENS Motor: Boring : Slag: Compressieverhouding : Cilinderinhoud : Maximum vermogen/koppel : Ontstekingstijdstip : ééncilinder, viertact-, luchtgekoelde kopklepmotor 40 mm 39 mm 8,5/1 op modellen C 100 en C 102 9,5/1 op modellen C110 en C114 49 cc C 100 en C 102 : 4,5 PK bij 9,500 tpm 2,46 ft/lb bij 8.000 tpm C 110 en C 114 : 5,0 PK bij 9.500 tpm 2,82 ft/lb bij 8 .000 tpm C 100, C 110 en C 114 : vast op 35o vóór BOP c 102: Beschrijving Boring Breedte klepzitting Ci Iinderkoppakking-di k te Diameter zuigerkop Maximum diameter zuigerlichaam Minimum speling tussen zuiger en cilinderwand Vervangingszuigers (zelfde toleranties als voor originele zuigers) Diameter zuigerpen Diepte bovenste groef ( chroomveer) Breedte van de groef Speling Conische zuigerveer Diepte van de olieschraapveergroef Breedte Opening zuigerveerslot Speling van de zuigerpen in de zuiger Diameter van het kleine drijf stangoog variabel van 5" tot 35° vóór BOP Vervanging of Reparatie Afmeting 40,1 mm '"40,00 - 40,01 mm 40,1 mm ·~ ''40,02 40,03 mm 2 mm 1 mm 0,5- 0,6 mm .•. 39,63 - 39,68 mm .•. '' 39,50 - 39,55 mm ·•' 39,98 ·•· ·•· 39,99 - 40,00 mm 40,01 mm 0,01 - 0,03 mm Diameter originele zuigers + + + + 0,25 mm 0,50 mm 0,75 mm 1,00 mm 13,00- 13,006 mm 1,8-2,0 mm 1,480 - 1,495 mm 0,080 - 0,25 mm 0,1 mm max. zelfde afmet ingen al s de bovens e veer 1,8 - · 2 ,0 mm 2,480 - 2,495 mm 0,080 - 0 ,25 mm 0,1 mm 0,006 mm 0,05 m 13,016- 13,043 mm ··· Betreft model C 100 en C 102 . ······ Betreft model C 110 en C 114 . 6 ax. Beschrijving Speling van de zuigerpen in het drijfstangoog Axiale speling tussen drijfstanglager en krukwang Diameter kruktap Diameter krukastap links/rechts Uitlaatklep : Totale lengte KIepsteeldiameter Dikte van de klepkop Inlaatklep : Totale lengte Klepsteeldiameter Dikte van de klepkop Speling uitlaatklepsteel in geleider Speling inlaatklepsteel in geleider Lengte buitenste klepveer ·· Afmeting Vervanging of Reparatie 0,016- 0,049 mm 0,08 mm 0 , 1-0,35 mm 0,06 mm 21,098 - 21, 107 mm 21,08 mm 16,997 17,008 mm 16,95 mm 60,6 - 60,8 mm 5,435 - 5,445 mm 0,7 mm 5,40 mm 61,1 - 61,3 mm 5,465 - 5,475 mm 0,5 mm 5,43 mm 0,06 - 0,08 mm 0,10 mm 0,03 - 0,05 mm 0,10 mm ':' 27,0 mm :' 28,4 mm .,. : ó ,3 - 6,J kg Le ngte binnenste klepveer '' 8,45 - 9 ,25 kg ·'' 27,8 mm Spanning va n k lepveer de buitenste :' 26,9 mm ... '2,55 - 2,85 kg ':'4, 17 - Klepstootstang le ngte : Inlaat Uitlaat Maximale radiale uitwijking Klep -stoter diameter 4,75 kg 25,6 mm 27,8 mm 5,36 kg Hoogte 23,5 mm 8 ,00 kg Hoogte 23,5 mm 2ó,5 mm 26,0 mm 2,17 kg Hoogte 22,5 mm 3,8 kg Hoogte 21,5 mm 18 7 ,4 mm 170,5 mm 0,6 mm 11,973- 11,984 mm 11,94 mm KOPPELING Dikte van de be kleding Lengte koppel ingsveer ':' 2,7 - 2,8 mm ':'':' 3,5 mm '' 23,2 mm ': '' 25,2 mm 2,3 mm 2,9 mm 22,07 mm 24,0 mm Contact punt en opening : 0,35 mm (0,30 - 0,40 mm) Klepspeling (in- en uitlaat): 0,05 à 0,10 mm bij koude motor Bougie : type N .B.K. C7HW, 10 x 12,7 mm Afstand tussen elektroden : 0,6 mm ··· Betreft model C 100 en C 10 2. ':":' Betreft model C 11 0 en C 114. 7 Afstelling van de carburator : modellen C 100 en C 102 n" BB - 95 n" 35 n" 2 13302 1 à 1,25 slag UIT modellen C 11 0 en C 114 n" B5- BB n " 35 n" 2 (Pw 16) 16302 1 à 1,25 slag UIT Hoofdsproeier Stationair sproeier Gasschuif Gasschuifnaald Luchtstelschroef Hoofdsproeier Stationair sproeier Gas~chuif Gasschuifnaald Luchtstelschroef Transmissieverhoudingen : modellen C 11 0 en C 114 10 versn . 33,90 op 1 2" versn . 19,64 op 1 3• versn . i4,53 op 1 4" versn . 11,73 op 1 modellen C 100 en C 102 l " versn . 35,BO op 1 2• versn . 19)0 op 1 3• versn . 12,BO op 1 Inhoud oliecarter (alle modellen): minimum 0,6 liter, maximum 0,6 liter c 102 c 114 Inhoud ben:Jdnetank : 3,6 liter op mod . C 100 en 7,2 liter op mod. C 110 en Bandenspanning (alle modellen) : vóór 1,5 atm . achter 2,0 atm . met duo passagier : achter 2) atm . Batterij : 6 V, 11 A/u op mod . C 102 6 V, 2 A/u op mod. C 100, C 110 en c 114. Kenmerken van de lampen : a-lle 6 volt, vermogen zoals volgt : Koplamp Achterlicht Stoplicht Richtingaanwijzers Vrijstand -verklikker Kilometerteller Mod. C 100, C 110, C 114 15/15 5W 5W BW 3 W (kleine bajonet) w 1,5 w Mod. C 102 20/20 5W 5W BW 3 W (kleine bajonet ) w 1,5 Alleen op mod. C 11 0 en C 114 : Richtingaanwijzers 3 W (kleine bajonet) Eigengewicht : mod . C 100 65 kg mod . C 102 70 kg mod . C 1 10 66 kg mod . C 114 66 kg Totale lengte : mod . C 100 en C 102 1B 1 mod . C 110 en C 114 170 57 Totale breedte : mod. C 100 en C 102 mod . C 1 10 en C 1 14 57 moci . C100 en C102 95 Totale hoogte : 92 mod . C 110 en C 114 mod . C 100 en C 102 11B Wielbasis: mod. C 110 en C 114 115 14 mod. C 100 en C 102 Vrije hoogte : mod . C 110 en C 114 15 8 cm cm cm cm cm cm cm cm cm cm w MOTOR MOTOR UIT HET KADER (Frame) NEMEN (Modellen C 100 en C 102) In de tekst zal telkens tussen haakjes de sleutelwijdte van de besproken bevestigingsbouten of moeren worden aangegeven . · Draai de aftapplug ( 17 mm) uit het carter en laat alle olie er uit lopen . Maak de kabel van de batterij los . Neem het deksel van de luch t f ilter af ( 10 mm ). Neem het beenschild af, vier ( 10 mm) schroeven, daarna de achterste montage plaatjes losmaken ( 14 mm ) . Neem daarna het motorspatbord af dat met vier ( 10 mm) bouten aan cilinderkop en carter vastgemaakt is . Maak de gehele uitlaat los, twee ( 10 mm ) moeren aan de cilinderkop en twee ( 10 mm ) bouten waarmee de uitlaatdemper aan het kader (frame) is bevestigd . Maak de elektrische kabel van de sta rtmotor los (niet op C 100) . Maak de boug iekabel los door het waterdichte kapje te verwijderen . Maak de bruine draad van de gelijkrichter en de vier draden van de dynamo los (wit, geel, blauw en groen / wit) . Deze draden zijn van snap-verbin dingen voorzien en de kabels zijn aan de onderbu is van het kader (frame) bevestigd met een cl ip die zich vlak boven de gelijkrichter bevindt. Demonteer de voetsteunen d ie aan het carter bevestigd zijn met vier ( 14 mm) bouten met veerringen. Maak het onderste deel van de ket-t ing kast los [ twee ( 10 mm) schroeven ] en daarna ook het voorste alum inium gedeelte (vier kruiskop schroeven) . · Neem de ketting af door de verbindingsschakel los te maken . Neem het kleine plastic achterdeel van de kettingkast af . Maak het rempedaal los en ook de veren van het stoplichtcontact . Plaats een draagblo k onder de motor en maa k de bovenste en onderste montagebouten los . De motor ka n nu u it het kader (frame) gelicht worden . DEMONTEREN VAN DE MOTOR Maa k het ve rsne l Iingspedaal en startpedaal los ( 10 mm) . Let op de stand van elk pedaal alvorens ze van ·de as af te nemen (pedalen en assen d ragen merktekens ). · Maak de twee klepinspect iedoppen los ( 17 mm) en de olietoevoer pijp naar de tuimelaar ( 10 mm) . Maak het kettingtandwiel los dat op · de secundaire as is vastgemaakt met twee ( 10 mm) schroeven en een borgplaat . ' ' · Neem de stator dekplaat af en maak de blauwe draad van de condensator los . Neem nu het carterdeksel waarachter zich de stator en de startmotoraandrijving .bevindt (die een geheel vormen) . Dit deksel is aan het carter vastgemaakt door vier kruiskopschroeven . Indien het Uw bedoeling is de plaat (waarop de onderbrekerhamer en de condensator gemonteerd zijn) te verwijderen, dan is het raadzaam een merkteken aan te brengen op stator en plaat, teneinde het afstel Ien bij het monteren te vergemakkelijken . '' Instructies betreffende model C 100. Instructies betreffende model C 102 . * '' 9 Maak de groen-wit gestreepte draad van de vrijstand verklikkerschakelaar los en verwijder de stator van het linkerdeel van het carter (drie kruiskopschroeven). · ·· Houdt de rotor tegen met het speciale gereedschap en draai de centrale bevestigingsbout los. Neem daarna ook het ontstekingvervroegingsmechanisme weg. Verwijder nu de rotor en het aandrijfkettingtandwiel van de starter met de speciale trekker die bij het Spare Parts Dept. (Wisselstukken) te verkrijgen is. Verwijder de spie van de krukas. Maak de startmotor los die aan het carter bevestigd is door drie ( 10 mm) bouten. Neem nu de ketting en het ketingtandwiel van de starter af. Een speciaal roller-type drijfkop is in het tandwiel ingebouwd. Vasthouden van de rotor met hei speciale gereedschazJ om de bout te kunnen losdraaien. Afnemen van de rotor met de speciale trekker (C 102). Afnemen van het vliegwiel met het speciale gereedschap voor het vasthouden, en de trekker (model C 100, C 110 en C114 ) . 10 :. Neem het vliegwielmagneetdeksel af dat met vijf kr u iskopschroeven is vastgemaakt. Verwijder de ( 14 mm) bout en ring die het vliegwiel aan de krukas bevest igen en gebruik de speciale trekker om het vliegwiel van de krukas af te nemen . De trekker heeft linkse draad . ':' Maak de groen-wit gestreepte draad van de vrijstandverkl ikk er schake laar los en verwijder de twee kruiskopschroeven die de spoélenplaat aan het carter bevestigen. Neem plaat en draden weg . Verw ijder tenslotte de spie van de krukas. AFNEMEN VAN HET TUIMELAARHUIS, DE CILINDERKOP EN DE CILINDER Maak de vier ( 10 mm) bouten los die het tuimelaarhui s bevestigen en verwijder deze van de cilinderkop . Tussen huis en kop is een pa kk ing aangebracht . Neem de stotersstangen weg . De uitlaatstootstang is de korste van de twee . Maak de vier cilinderkopbouten los en neem de cilinderkop weg (op heffen). Tussen cilinderkop en cilinder bevindt zich een koperen koppakking . De tunnel van de stootstangen en de olieafloop wordt door twee « 0 >> ringen en één rubberring afgedicht. De ci linder kan nu van het carter afgenomen worden . Als het verwijderen van cilinderkop en cilinder moeilijk gaat door kleven van de pakking ka n gebrui k gemaakt worden van een kunsthars of leren hamer (zeer voorzichtig) . DEMONTEREN VAN DE ZUIGER De zuigerpen wordt door twee borgveren (c irclips) op z ijn plaats gehouden . Gebruik een specia le tang met lange bek om deze beide circlips te verwijderen en duw da a rna de zu igerpen lichtjes uit de zuiger . De zuigerkop draagt een merkte ken in de vorm van een pijl. Bij de montage dient ervoor gezorgd dat deze pij l naar beneden wijst wannee r de motor zich in normale positie bevindt . Verwijder de zuigerveren (twee compressie- en één olieschraapveer ). De bovenste veer is een chroomlege ring -type en draagt het woord « top » op de zijd e die naa r boven gerich t moet zi jn . De tweede ring is conisch en is ook met « top » gemerkt , terwijl in de derde groef een olieschraapveer met g leuven gemonteerd wordt . UITNEMEN VAN DE KLEPPEN Gebruik een kleppentang om de klepveren samen te drukken en verwijder de twee conische spietjes uit de veerschotels . UITNEMEN VAN DE KLEPTUIMELAARS Ve rwijder de twee ( 14 mm) bouten van de tuimelaars ; de tuime laarassen kunnen dan uitgenomen worden door met een pen tegen de as te duwen . De zijdelingse speling wordt gecompenseerd .door een kleine veer die tussen de tuimelaar en het tuimelaarhuis geplaatst is. WERKZAAMHEDEN AAN DE CILINDERKOP (Alle modellen ) Gebruik een kleppentang om de klepveren samen te drukken en ver wijder de klepspietjes . Verwijder de koolaanslag in de kop en op de kleppen e n onderzoek deze laatste en hun zittingen zorgvuldig om de slijtage na te gaa n. Indien de klepschotel niet te erg beschadigd is kan de klep op ee n kleppenslijpmachine onder een hoek van 45° geslepen worden . Ind ien de klep op een diepte van meer dan 0, 15 à 0, 18 mm gepit is moet ze door een nieuwe vervangen worden . Meet de klepstelen om de slijtage na te gaan, met verwijzing naar de tolerantie die in de eerste pagina's vermeld wordt , 11 Onderzoek de slijtage van de klepzittingen . Indien nodig kan (zo weinig mogelijk) metaal verwijderd worden met eeri speciale klepzittingfrees om een degelijke klepzitting te verkri jgen. De kleppen dienen lichtjes in hun zittingen geslepen te worden met fijn slijpmateriaal. Hierna dienen aHe onderdelen in b.e nz ine gewassen te worden om zelfs de kleinste deeltjes van het slijpmateriaal te verwijderen . Vergelijk de lengte van de klepveren met de maten die op pagina 7 aangegeven worden en vervang ze zo nodig door nieuwe . Monteer de kleppen opnieuw in de cilinderkop .en gebru ik hierbij de reeds vermelde kleppentang . Zorg dat de conische spietjes schoon en degelijk in de veerschotels gemonteerd zijn . · AFNEMEN VAN HET KOPPELINGSDEKSEL, ~NZ. Het koppelingsdeksel is aan het eigenlijke carter bevest igd met negen kruiskopschroeven die eerst verwijderd dienen te worden om het kopeling~ ­ deksel te kunnen afnemen . Tussen het de ksel is een pakkin-g gemonteerd welke ook afgenomen moet worden. In het korpelingsdeksel bevinden zich twee kleine drukveren die het deksel van het carter afstoten zodra de negen schroeven weggenomen zijn . Deze · beide ve ren élienen om de olie plaat, die zich voor het aandrijf tandwiel van de nokkenas -bevindt, op haar plaats te houden . Deze olieplaat kan nu (2verieens weggenomen worden . Tussen de bedien ingsplaat van de koppeling en het eigenlijke mechanisme bevindt zich een trillingsdemperveer die nu ook weggenomen kan worden . De bedieningshefboom en ring kt.mnen nu van de vertande as afgenomen worden . Neem nu de bed ieningsplaat weg en verwijder he.t kogellager uit het midden van het koppelingshuis . · UITNEMEN VAN HET KOPPELINGSAGGREGAAT Het koppelingsaggregaat is gemonteerd op het uiteinde van de .kru ~ astap, welke voorzien is van s~ieban en wordt vastgezet door een moer met inkepingen en borgplaat . Buig de lip van de borgplaat uit de inkeping van de moer . en draai de moer los met een speciale sleutel. Het koppelingsaggregaàt kan nu van de krukas genomen worden . Kompleet set speciaal gereedschap is verkr ijgbaar. UIT ELKAAR NEMEN VAN DE KOPPELING Verwijder de bronzen bus uit het midden van het aandrijftandwiel. Leg de kop peling met het aandri jftandwiel naar boven . Verwijder de veer ring van 101 mm uit he ac hterste deel van de koppeling . Het aandrijf tandwiel met de twee aandrijfplaten en de twee aangedreven platen kan nu uit de koppeling genomen worden . Verwijder de vier kleine drukveren van hun pennen (het doel van deze veren is, het ontkoppelen te verg -e makkelijken). Neem nu de onderplaat met de pennen en de acht gehard stalen rollen uit het koppelingshuis . Verwi _jder de vier kruis kopsc h roeven uit he voorste gedeelte ·van het koppelingshuis door elke schroef gelei deli jk en om de beu rt iets los te draaien : hierdoor zullen de aandrijfplaat, de vier kle ine trill ingsdemperveren en de vier hoofddrukveren vrijkomen. Om het koppelingstandwiel van het koppel ingshuis los te maken moet de betreffende circlip afgenomen worden . Leg alle onderdelen in de volgorde van demontage en controleer ze zorg vuldig alvorens opnieuw te monteren . 12 ·, VERWIJDEREN VAN HET AANDRIJFTANDWIEL, DE NOKKENAS, DE STARTERTERUGSLAGVEER, ENZ. HET DISTRB~EANWL, Verwijder de 17 mm circlip van de versnellingsas; het aandrijftandwiel kan nu van de as geschoven worden . Verwijder de 23 mm circlip en ring van de starteras, en demonteer de starterveer met een tang met lange bek . Verwijder de nokkenas en de klepstoters, zowel van de in'laat- als van de uitlaatklep . Gebruik nu de speciale trekker om het aandrijftandwiel voor de nokkenas van de krukas af te trekken . De markeerpen van dit tandwiel kan uitgenomen worden met een tang door, zoals op de afbeelding is aangegeven, de hoofdas als steunpunt te nemen : Schroe·f de .( 10 mm) bout los van de pal welke de standen van de schakelklok op zijn plaats houdt, maar alleen zover dat de pal van de schakelklok af kan. · .Druk met de hi:md de versnellingshefboom naar beneden tot hij van de versnellingsbak "los. komt en tik aan de linkerzijde van het carter op de as van het pedaal en drijf deze ·uit het carter . Hierbij moet men met de -grootste zorg te werk gaan om het mechanisme niet te beschadigen . Waarschuwing : de versnellingshefboom heeft, naast de circlip die de arm op zijn ·plaats houdt, een stootplaatje . SCHEIDEN VAN DE CARTERS Verwijder de negen schroeven die de beide helften bijeen houden en plaats de carters op de werkba6k met de rechterzijde omhoog . . Sla met een rubber, lederen of koperen hamer zachtjes op het uiteinde · van de primaire tandwielas en de starteras, elk om de beurt, om de beide carters van elkaar te scheiden, zodat de versnellingstandwielen, het star. termechanisme en de krukas in het linkercarter blijven . Verwijder de pakking en de twee bouten . Koppelingsmechanisme, aandrijftandwiel, olieplaat en nokkenas. 13 Afnemen v an de koppelingsmoer met inkepingen met een speciale sleutel en blokkeergereedschap . Gedemonteer de k oppeling (mo d el A fnemen van het distributietandwiel van de k rukas, door middel van de special e tre kker. a 100 en a 102). Verwijderen van de markeerpen van het distributietandwiel. VERWIJDERE N VAN DE STARTERAS MET STARTERMECHANISME Deze kunnen als één geheel uit het linkercarter ge nome n wo rd en e n in deze volgorde gedemonteerd worden 12 mm drukplaatj e startertandwiel 14 mm drukring nokplaat van de pal -lichter c irclip en afstandring palvee r pal grote drukr ing . Als het nodig is, de bus van de bedieningsno k e n de plaa t van de as te nemen, dan moet eerst de positie van de bus ten opzichte van de gleu f in de as genoteerd worden (de as van he t startermechanisme en de bus dragen overeenstemmende merk tekens ) . 14 DEMONTEREN VAN DE SCHAKELKLOK EN VERSNELLINGSTANDWIELEN Verwijder de rubber stop uit de linker carterhelft welke zich naast de schakelaar van de vrijstand-verklikker bevindt . Verwijder hierna de ( 10 mm) schroef en ring waarmee de schakel klok aan het carter bevest igd is. De schakelklok er de tandwielen kunnen nu van het eigenlijke carter verwijderd worden . De tandwielen/ drukringen 1 circlips 1 enz . zijn als volgt op de assen gemonteerd : Primaire as : d rukring/ tandwiel van de hoogste versnelling (derde) 1 a. spiebaanring 1 circl ipsr tandwiel van de 2e versnelling/ het tandwiel van de 1e versnel! ing 1 dat een geheel is met de prima ire as 1 en tenslotte een drukring . Secundaire as : drukring/ tandwiel van de 3e versnelling/ afstandring 1 b. tandwiel van de 2e versnelling/ spiebaanring 1 circlip 1 schuifmof 1 circlipr drukring 1 tandwiel van de 1e versnel! ing. De vorken van de schakelklok worden op hun plaats gehouden door ingeschroefde ( 10 mm) pennen en ringen/ terwij I het contact van de vrijstand-verklikker aan het ' uiteinde van het schakelmechanisme bevestigd is . DEMONTEREN VAN DE OLIEDICHTRINGEN VAN DE LINKERCARTER EN HE.T KOPPELINGSDEKSEL In het linkercarter bevinden zich de volgende drie oliedichtringen : krukaslager 1 Secundaire aslager van de versnëllingsbak en versnellingspedaaL Deze oliedichtringen kunnen gemakkelijk verwijderd worden door ze met een buis/ waarvan de diameter iets kleiner is dan de buitendiameter van de oliedichtring te duwen . Op dezelfde manier kan ook de oliedichtring van het startpedaal uit het koppelingsdeksel verwijderd worden . Verder heeft model C 102 ook een oliekeerring in het kettingtandwiel van de elektrische startmotor . VERWIJDEREN VAN DE KRUKASKOGELLAGERS De krukaslagers zijn op hun plaats geperst en wij raden aan een trekker te gebruiken om ze er uit te nemen en/of te vervangen . Als men echter geen trekker bij de hand heeft voor het monteren kan het werk uitgevoerd worden met een stukje pijp en een hamer . INSPECTIE EN ONDERHOUD (Alle modellen) Alle onderdelen worden eerst gereinigd. Na het reinigen moet elk onderdeel zorgvuldig nagemeten worden . De verkregen gegevens worden nu vergeleken met de gegevens op pag. 7 . OPNIEUW MONTEREN VAN DE MOTOR (Modellen C 100 en C 102) PLAATSEN VAN DE KRUKASLAGERS IN HET MOTORCARTER Controleer de lagers zorgvuldig op slijtage . Gebru ik een kleine handpers of een holledrevel van geschikte grootte en een hamer om de lagers in hun kooien te persen . Smeer de lagers met een weinig olie en controleer of de lagers licht draaien . Bij de verdere montage alle onderdelen met olie monteren . OLIEDICHTRINGEN Deze kunnen op hun plaats gebracht worden met behulp van een stukje pijp waarvan de buitendiameter gelijk is aan de buitendiameter van de oliedichtring . 15 TANDWIELEN EN LINKERCARTER Om de montage gemakkelijker uit te voeren is het raadzaam het lin kercarter op twee houten blokken op een werkbank of een speciale motor bank te plaatsen zodat de assen vrij Iiggen . De binnenkant van het carter moet naar boven gekeerd z ijn . Monteer alle tandwielen, circlips, drukringen, afstandringen, enz . op beide assen in omgekeerde volgorde als bij het demonteren . Plaats de vo rken van de schakelklok op hun respectieve plaatsen op de schuifmof van de secundaire as en het tandwiel van de tweede versnelling op de pr ima ire as (neem de tandwielen in de hand met de secundaire as aan de linker z ijde en de primaire as aan de rechter zijde, plaats de schakelklok zo dat de achte rste vork in de schuifmof van de secunda ire as past en de voorste vork op het tandwiel van de tweede versnelling van de prima ire as ). Neem nu de tandwielen en de schakelklok in de rechterhand, en laat ze samen in het carter glijden, er tegelijkertijd zorg voor dragend dat de secundaire as in het kogellager geschoven wordt en de primaire as in de bus, met het conische uiteinde van de schakelklok in haar huis . Monteer de schroef met ring (10 mm ) , die de schakelklok op zijn plaats houdt . Na het vastzetten de rubber stofdop op zijn plaats drukken . AS VAN HET STARTPEDAAL EN STARTERPAL Als de starterpal van de as is afgenomen, moet deze het eerst weer gemonteerd worden, en wel zodanig dat de merktekens op koo i en as in elkaars verlengde komen te liggen . De andere onderdelen van de as van het startpedaal worden dan gemonteerd in omgekeerde volgorde van demon tage. Plaats het startmechanisme in het linkercarter, en zorgt dat de pen van de bedieningsplaat op haar plaats komt te zitten in het gaatje van het carter. KRUKAS De krukas kan nu in het Iinkercarter gemonteerd worden met de as met sp iebanen naar boven terwijl de drijfstang vr ij moet kunnen bewegen in de daarvoor bestemde open ing . Monteer de uitlaatklepstoter licht ingevet in het linkercarter om te voorkomen dat de stoter tijdens de verdere montage in het carter valt. Monteer de cartercentreerbusjes samen met een nieuwe pakking . 0 0 0 Vo lgord e v an de onderdelen van de ve rs nellings bak (C 110 en c ·114 ). 16 RECHTERCARTER Plaats de inlaatklepstoter licht ingevet in zijn geleider en monteer het rechtercarter . Indien de voorgaande instructies zorgvuldig uitgevoerd worden kan dit zonder krachtsinspanning gebeuren . De negen kruiskopschroeven moeten kruisgewijs gelijkmatig aangedraaid worden . KETTINGTANDWIEL Plaats het tandw iel op de spiebanen van de as, breng de borgplaat op haar plaats en draai tenslotte de twee ( 10 mm) schroeven vast. ZUIGER EN CILINDER Monteer de zuiger aan de drijfstang , er zorg voor dragend dat de pijl naar beneden wijst . Breng de borgveertjes van de zuigerpen op hun plaats . U hebt reeds de spelingen van de zuigerveren vergeleken met de aanduidingen op pagina 6; de zuigerveren kunnen nu op de zuiger gemonteerd worden, in hun respectieve groeven, en dit met de openingen van de veren in stervorm, eerst de ol ieschraapveer, vervolgens de tweede ring (conisch) en tenslotte de compressieveer ( chroomlegéring). Let erop dat de merktekens « TOP » op de twee compressieveren naar boven wijzen . Plaats een nieuwe cilindervoetpakking, olie de zuiger en het loopvlak van de cilinder, plaats de zuiger in het onderste dode punt en schuif de cilinder op de zuiger terwijl U de zuigerveren met de vingers samendrukt . NOKKENAS EN AANDRIJFTANDWIEL Plaats het tandwiel met het afstelmerkteken naar buiten gericht op de krukastap . Tik het tandwiel met een stukje pijp op zijn plaats nadat eerst de markeerpen op de krukastap is aangebracht . De no kkenas kan nu gemonteerd worden, erop lettend dat de merktekens in elkaars verlengde komen te liggen . Monteren van de zuiger. De pijl moet naar beneden wijzen. (Motor in normale positie.) Plaatsen van het distributietandwiel op de hoofdas door middel v an een stukje pijp . 17 TERUGSLAGVEER VAN HET STARTERMECHANISME Schuif de starterveer op de starteras, breng het binnenuiteinde van de veer op haar plaats in de gleuf van de as en druk de veer aan . Breng nu het andere uiteinde van de veer op zijn plaats in de uitsparing van het carter en monteer de drukplaat en de circlip . Wanneer dit stadium van montage bereikt is, moet, alvorens verder te gaan, gecontroleerd worden of het versnellingsmechanisme en de starter goed werken en of de versnellingsbakassen, de krukas, enz., licht draaien. Distributieafstelling ( kleppen ) ( alle modellen) . HOOF OT AN DWI EL Schuif dit tandwiel op de spiebanen van de hoofdas en monteer de circlip. Kijk of de circlip goed in zijn groef past en niet uitgerekt is. Indien U ook maar in het minst twijfelt, monteer dan een nieuwe circlip. MONTAGE VAN DE KOPPELING Plaats de vier veren in het koppelingshuis, met de koppelingsplaat op de veren en breng de vier kruiskopschroeven op hun plaats. Draai de schroeven goed vast. De vier trillingsdemperveren zorgvuldig op hun plaats brengen met een kleine schroevendraaier . (Zorg ervoor dat ze correct op hun plaats komen te zitten . ) Hierna nogmaals op juiste montage controleren. Plaats nu de koppeling op de werkbank met de vierschroefkoppen naar beneden, zodat de koppeling op deze vier schroeven rust. Breng de acht rollen op hun plaats en daarna de niet beklede koppelingsplaat met de vier pennen, om dan in de volgende orde verder te gaan : Het centrale tandwiel, een beklede drukplaat, de dunne niet beklede plaat, een beklede plaat, de vier kleine ontkoppelingsveren welke over de vier pennen van de eerste onbeklede plaat komen te zitten ; daarna de buitenste onbeklede plaat . In deze plaat bevinden zich vier gaatjes waarin de veerring van 101 mm in de groef. Plaats de bronzen bus in het midden van het aandrijftandwieL 18 Belangrijk : vóór de montage alle onderdelen van de koppeling insmeren met olie . Plaats de koppeling nu op de krukas en monteer de borgring en de moer met inkepingen, draai de moer werkelijk goed vast en buig een lip van de borgring in een inkeping van de moer. Druk het kogellager met kooi in het midden van het koppelingshuis en plaats de arm van de bedieningsplaat in het kogellager, monteer de bedieningshefboom met ring in de versnellingsbakas, zoals aangeduid op de afbeelding van pagina 8, en plaats de trillingsdemperveer op de bedieningsplaat. KOPPELINGSDEKSEL EN OLIEPLAAT Plaats de dekselpakking over de twee pashuisjes, tegen het carter breng de twee veren van de olieplaat op hun plaats in het koppelingsdeksel en plaats de olieplaat in het carter over het tandwiel terwijl U er zorg voor draagt dat de tong van de plaat past in de uitsparing in het carter . Breng wat olie aan· op het uiteinde van de starteras op de plaats van de oliekeerring, monteer het deksel op het carter en schroef de negen kruiskopschroeven vast . STA~ERNDWIL, STARTMOTOR, ROTOR, STATORSPOELEN, EN ONTSEKIGVRMCH~ (Alleen model C 102) Schuif het door de startmotor aangedreven tandwiel op de krukas en breng vervolgens het blokkeerplaatje met de kruiskopschroef aan . Monteer de ketting van de startmotor op het tandwiel en schuif de startmotor zodanig in ziin huis dat de ketting over het kleine tandwiel aangebracht kan worden. De klem van de starterkabel moet naar de cilinder gekeerd zijn. Breng de drie (10 mm) schroeven aan die de startermotor op zijn plaats houden en draai ze vast . Monteer de spie van de rotor in de krukastap en schuif de rotor erop, doch met de grootste voorzichtigheid, omdat de drijfkop, die deel uitmaakt van de basis van de rotor, precies moet overeenkomen met het draagvlak van het aandrijvingstandwieL Direct na de montage moet nagegaan worden of de drijfkop correct werkt door de rotor in de richting van de wijzers van een uurwerk te draaien, waarbij het aangedreven tandwiel met de rotor moet meedraaien; wanneer de rotor in tegenovergestelde richting gedraaid wordt moet de rotor niet meegenomen worden . Plaats het automatisch vervroegingsmechanisme bovenop de rotor, waarbij het pennetje in de basis van dit mechanisme in het daartoe bestemde gaatje aan de bovenzijde van de rotor geschoven moet worden, breng de ( 14 mm) schroef en ring op hun plaats en draai ze vast terwijl U de rotor vast houdt met het speciale gereedschap. Controleer of het vervroegingsmechanisme vrij kan werken . Plaats de statorspoel op zijn plaats in het carter met de afstellingspijl naar de achterkant van de motor gekeerd . Monteer de drie kruiskopschroeven . Plaa ts de elektrische draden in de cartergroef en verbindt de schakelaar van de vrijstand-verklikker. Monteer het deksef van de startmotor op het carter, waarbij de blauwe draad van de condensator door de inspectieopening geschoven moet worden . Monteer daarna de vier kruiskopschroeven . 19 AFSTELLEN VAN DE ONTSTEKING-MONTAGE VAN DE CONTACTHAMER (Alleen voor model C 102) Voo r het stellen van de ontste ki ng op model C 100 gelden dezelfde instructies als voo r model C 110 (z ie pag ina 27 ). Plaats de montageplaat van de contacthamer, monteer de twee schroe ven en draai deze voorlopig vast . AFSTELLEN VAN DE ONDERBREKER-CONTACTEN Alvorens tot het afstellen van de ontsteking over te gaan is het noodza keli jk dat de volle open ing van de onderbre ker -contacten precies op 0 ,35 mm gesteld wordt . Deze afstelling gebeurt als volgt : op de boven z ijde van de onderbreker is een kort rood streepje aangebracht om de correcte afstelpositie aan te geven . Het is noodzakelij k dat dit rode streepje precies met het midden van de hiel van de ' onderbreker samen valt wannee r de afstand tussen de contacten op 0,35 mm afgesteld is . De afstelling gebeurt door de twee schroefjes die de montageplaat vasthouden iets los te draa ien en de montageplaat zelf te draaien door middel van de excentrische schroef . Na het afstellen op 0,35 mm en het vastzetten van de montageplaat moet de afstell ing opnieuw gecontroleerd worden omdat bij het vastzetten van de montageplaat de afstelling gewijzigd kan zijn . J uiste manier voor h et af stellen van d e af stand tussen de contacte•n van de contact hamer. H et streepje op de no k moet precies met het midden van de hie l van de onderbre k m· samenvallen. H et op enen van de contact en moet beginnen op het ogen bli k waarop de « F »-streep voor het pijltje staat (model C 102). AFSTELLEN VAN HET ONïSTEKINGSTIJDSTIP (Alleen model C 102) Als bij het demonteren een merkteken is aangebracht op de plaat en op het carter, kunnen de merktekens bij het monteren weer samenvallen. Als geen merktekens aangebracht werden of als er een nieuwe plaat of contacten werden gemonteerd, raden wij aan, bi j het afstellen de mon tageplaat t .o.v. de uiterste montagepunten in het m idden te plaatsen . Op de buitenkant van de rotor bevinden zich vier strepen die door het kijkgat 20 .·. zichtbaar zijn . Een streep is gemerkt « T » voor « Top dead center », d .i. bovenste dode punt ( B.D.P. ) en een tweede streep gemerkt « F » voor « Firing point », d .i. ontstekingstijdstip . De beide andere strepen geven de twee uiterste punten van de ontsteking aan . Craai de motor in tegengestelde richting van de wijzers van een uurwerk ( gezien van links, zoals de motor in het frame van de machine is geplaatst) tot het « F » teken van de rotor precies samenvalt met de pijl die zichtbaar is door het kijkgat . Op dat ogenblik moeten de contactpunten ju ist beginnen te lichten (een voeler van 0,04 mm moet precies tussen de contactpunten geschoven kunnen worden) . Als . de contactpunten nog niet openen op het ogenblik dat de streep precies voor de pijl staat, dan is er naontsteking, en om dit te verhelpen moeten de twee kruiskopschroeven van de montageplaat iets losgedraaid worden en de montageplaat in de richting van de wijzers van een uurwerk gedraaid worden tot de contactpunten open gaan (speling 0,04 mm) . Als daarentegen de contactpunten reeds geopend zijn op het moment dat de « F » streep voor de pijl komt te staan, dan is er teveel voorontsteking, wat verholpen wordt door de montageplaat in tegengestelde richting te draaien, tot de speling 0 ,04 mm bedraagt op het moment dat de twee merktekens samenvallen . Nadat de afstelling nauwkeurig uitgevoerd is, moeten de twee kruiskopschroeven van de montageplaat vastgedraaid worden en de blauwe draad van de condensator aan zijn klem vastgemaakt worden . Een speciale tester voor de elektrische installatie inclusief stroboscoop voor het nauwkeurig afstellen van het ontstekingstijdstip is beschikbaar . CILINDERKOP EN TUIMELAARS Wij gaan uit van de veronderstelling dat het nodige reparatiewerk reeds is uitgevoerd, d .i. slijpen van de kleppen, vervanging van de veren, enz ., Volgorde v oor h et v astzetten v an de cilinderkop. Afstellen v an de klepspeling. 21 volgens de instructies van de eerste pagina's . Het monteren van de cilinderkop gebeurt als volgt : plaats in de cilinderkop de koperen pakking, alsook de twee « 0 » ringen van de klepstoterstangopeningen en de rubber afdichtring van de olieafloop in hun respectieve openingen boven de cilinder, schuif de cilinderkop over de vier bouten en zet de moeren vast in de volgorde op de afbeelding aangegeven . Plaats de klepstoterstangen op de klepstoters : uitlaat, korte stang, Iinks, en inlaat, lange stang, rechts . Leg een nieuwe pakking op de cilinderkóp en monteer het tuimelaarhuis terwijl gelijktijdig de stootstangen in de tuimelaar schoteltjes gezet moeten worden . Monteer de vier boutjes van het tulmelaarhuis . Deze bouten zijn van twee verschillende afmetingen : de langste zijn bestemd voor de gaten van de pasbussen . AFSTELLEN VAN DE KLEPSPELING De kleppen moeten een speling hebben van 0,05 mm bij koude motor met de zuiger in het B.D.P . (einde compressieslag) . Monteer de twee schroefdoppen in de klep -afstel-openingen na ze van nieuwe « 0 »-ringen voorzien te hebben . Breng de olieaanvoerleiding en het deksel van de ontsteking opnieuw op hun plaats . Schroef de bougie in nadat U eerst de afstand tussen de elektroden nagemeten hebt (0,6 mm). Schroef nu de ol ieaftapplug vast en giet ca. 0,6 liter olie van de vereiste viscositeit in het carter, d .i. SAE 20 voor temperaturen van minder dan 15° C, anders SAE 30. Om het oliepeil na te gaan mag de peilstok niet ingeschroefd worden : de olie moet het vlakke uiteinde van de peilstok bedekken . MONTER EN VAN DE MOTOR IN HET FRAM E Hiertoe moeten de instructies van pagina 9, voor het uitnemen van de motor, in omgekeerde volgorde uitgevoerd worden. 22 UITNEMEN VAN DE MOTOR (Modellen C 110 en C 114) De batterijkabel losmaken . Het gehele uitlaatsysteem afnemen [twee ( 10 mm) bouten aan de cilinderkop en twee ( 10 mm) spanschroeven die de knaldemper aan het frame bevestigen] . De koper-asbest ring van de uitlaatopening wegnemen . De olietoevoer naar de tuimelaars losmaken evenals de oliepijp die van het carter naar de carburator loopt. De verbinding van de gaskabel naar de carburator losmaken en de gasschuif met naald verwijderen . De benzineslang lostrekken en de carburator van het frame afnemen door de twee ( 10 mm) bouten los te schroeven . Maak daarna de twee ( 10 mm) bouten los die de inlaatpijp aan de cilinderkop bevestigen en neem tegelijkertijd carburator en inlaatpijp weg . De flens van de inlaatpijp is van een pakking voorzien en de flens van de carburator van een « 0 » ring. Verwijder nu het deksel van het kijkgat van de koppeling, maak de bedieningskabel los en verwijder hem . Maak nu de veer van de stoplichtschakelaar los, alsook de veer van het rempedaal. Verwijder het schakelpedaaL Neem het deksel af van de vliegwielmagneet . Dit deksel is met vijf kruiskopschroeven vastgemaakt. Neem de voetsteunen af [ vier ( 14 mm) bouten en ringen] . Neem het onderste deel van de kettingkast af en verwijder de aandrijfketting . Neem nu het achterste plastic gedeelte van de kettingkast af . Neem de bougie kabel af en verwijder het kruiskopschroefje dat het beugeltje van de hoogspanningdraad aan het carter vastmaakt. Maak de vijf draden van de vliegwiel-magneet los. Deze draden bevinden zich in het kader (frame) achter de batterij . De draden zijn resp . zwart, groen, geel, wit-groengestreept en licht-groen-roodgestreept. Plaats een houtblok van voldoende grootte onder het carter om het gewicht van de motor te dragen, verwijder de twee ( 14 mm) motorbevestigings-bouten en licht de motor uit het kader (frame) . DEMONTEREN VAN DE MOTOR (Modellen C 110 en C 114) Verwijder het kickstarterpedaal ( 10 mm) bout . Het pedaal en de as zijn gegroefd en zijn voorzien van merktekens om ze in de juiste stand te kunnen monteren . Draai de twee schroefdoppen van de tuimelaars los met een 17 mm sleutel. Verwijder het kettingtandwiel dat op de secundaire as vastgemaakt is met twee ( 10 mm) schroeven en een borgplaat . Neem de ( 14 mm) moer en ring weg die het vliegwiel op de krukas bevestigen en gebruik de speciale trekker om het vliegwiel van de krukas af te nemen . De trekker heeft een Iinkse draad. Maak de groen-roodgestreepte draad van de vrijstand-verklikker los en verwijder de kruiskopschroef en plaat die de schakelaar bevestigen . Neem ook de schakelaar weg . Verwijder nu de twee kruiskopschroeven die de · spoelenplaat aan het carter bevestigen en neem de spoelenplaat met de draden eruit. Neem tenslotte de spie uit de krukas . DEMONTEREN VAN DE TUIMELAARS, DE CILINDERKOP EN DE CILINDER Het tuimelaarhuis ·is bevestigd met vier bouten : twee lange en twee korte. Schroef deze bouten los en neem het huis van de cilinderkop af . Dit wordt door twee paspennen precies op zijn plaats geleid . 23 Neem de klepstootstangen weg . Schroef de vier bouten van de cilinderkop los en licht deze van de cilinder. Dit moet met de grootste voorzichtigheid gedaan worden omdat de cilinder aan het carter kan blijven kleven . Tussen cilinder en carter bevindt zich een pakking, terwijl cilinder en cilinderkop door ringen gescheiden zijn . ZUIG ER, UITNEM EN VAN DE KLEPPEN , AFNEME N V AN DE TUIMELAARS Hiervoor gelden de zelfde instructies als voor model C 100 en C 102. Afnem en van h et k ettingtandwie l (alle modellen ) . K oppeling , oliebakje (m odel 0110 en 0 11.1, ). AFNEMEN VAN HET DEKSEL VAN DE KOPPELING Dit deksel is door negen kruiskopschroeven aan het carter vastge maakt . Het deksel kan afgenomen worden door eenvoudig deze negen schroeven los te maken . Tussen deksel en carter bevindt z ich een pakking die ook verwijderd moet worden . Nadat de negen kruiskopschroeven losgedraaid zijn zal het deksel neiging he bben om uit te wijken onder invloed van twee kleine drukveren in het deksel . Het doel van deze veertjes is, de olieplaat vóór het aandrijftandwiel van de nokkenas op haar plaats te houden . Ook deze plaat kan weggenomen worden. Aan de bedieningshef boom van de koppeling bevindt zich een olie kopje dat samen met de bedieningshefboom verwijderd kan worden . Dit oliekopje is vastgemaakt aan het uiteinde van de hefboom die in het midden van de primaire as is gestoken . Demonteer het koppelingsdruklager met kooi uit midden van de koppeling . Het entkoppelingsmechanisme bevindt zich in het deksel en bestaat uit een vaste en een beweegbare nokplaat . Tussen de nokplaten bevindt zich een vlakke plaat waarin zich drie stalen kogels bevinden . De koppeling wordt ontkoppeld wanneer de beweegbare nokplaat gedraaid wordt, wat het geval is wanneer de koppelingshefboom aangetrokken wordt. In het midden van de nokplaat bevindt zich een rege lschroef terwijl het koppeli ngsdeksel voorzien is van een oliedichtring . 24 a) AFNEMEN VAN DE KOMPLETE KOPPELING c (Modellen C 110 en 114 ). b) VERWIJDEREN VAN HET AANDRIJFTANDWIEL, DE NOKKENAS, HET DISTRIBUTIETANDWIEL, DE TERUGSLAGVEER VAN DE KICKSTARTER (Modellen C 110 en C 114 ) . c) SCHEIDEN VAN DE CARTERS (Modellen C110 en C114 ) . d) VERWIJDEREN VAN HET STARTMECHANISME en C 114 ). (Modellen C 110 e) AFNEMEN VAN DE SCHAKELKLOK EN DE TANDWIELEN ( C 110 en C 114 ). V oor de pun ten (a) tot e n m et {d) hierboven ge lden deze lfd e instruc ties als voor de model len C l 00 en C l 02 . Voor punt ( e) gelden de vo lgende instructies : V erwijder de rubber stop {plug) die zich naast de schakelaar van de vrijsta nd-verklikker bevindt. Neem de ( l 0 mm) schroef en ring weg die de schake lklok in het ca rter bevestigen ; en neem de schake lk iÖk sa m en me t de tandwielen uit het ca rter. De tandwie len drukringen, circ lips, enz . z ijn in de volgende ra ngorde op de assen gemonteerd : Primaire as : drukring, tandwiel va n vierde vers n e lli ng, spie baanring, circlip, t a n dwiel van derde versne lli n g gecomb in eerd met schuifm of, circlip, spie baanring , tandwiel van tweede versne ll ing, tandwiel van eerste versne lling dat deel uitmaakt van de primaire as e n tenslotte een drukring . Secunda ire as : drukring, tandwiel van vierde versnelling, afstandring , ta ndwiel van derde versnelling, spiebaanring, circlip, tandwiel va n tweede versnelling gecombineerd met schuifmof, circ lip, drukring, tandwiel van eerste versnelli n g . OU 0 0 00 00 uo a Volgorde van de onderdelen van de versnellingsbak (C 110 en C 111, ). 25 DEMONTEREN VAN DE KOPPELING (Modellen C 110 en C 114) Om de koppeling te demonteren moet een trekker of een pers gebruikt worden . Ga als volgt te werk : Verw ijde r de bronzen lager-bus uit het midden van het aandrijftandwieL Neem de vier trillingsdemperveren u it het voorstuk van het koppe lingshuis doo r midde l van een kleine schroevendraaier . Gebru ik nu de trekker of een pers om de koppelingsveren voldoende samen te d rukken om de l 01 mm circl ip te kunnen verwijderen . Maak de trek ker los e n de koppelingsplaten, enz . kunnen nu in de volgende volgorde uitgenomen worden : aandrijftandwiel , vlakke plaat, beklede plaat, d rukplaat, de acht koppelingsveren en tenslotte het koppelingshuis . Plaats alle o nderdelen in de volg orde van demontage en onderzoek ze alle zo rgvuld ig alvorens ze öpnieuw te montreren . ö 0 0 0 0 0 0 .0 c oo Samendrukk en v an de k opp eling met h et sp eciaal gereedsch ap (m odel C 110 en C 114 ) . Onderdelen v an de k oppel ing ( model C 110 en C 114). OPNIEUW MONTEREN VAN DE MOTOR (Modellen C 110 en C 114) Verschillende gedeelten van deze montage zijn dezelfde als die van de motor van model C l 00 en C l 02. PLAATSEN VAN DE KRUKASKOGELLAGERS IN HET MOTORCARTER OLIEDICHTRINGEN TANDWIELEN IN HET LINKERCARTER STARTERAS EN STARTERPAL KRUKAS 26 RECHTERCARTER KETTINGTANDWIEL ZUIGER EN CILINDER NOKKENAS EN AANDRIJFTANDWIEL MONTEREN VAN HET VERSNELLINGSPEDAAL, SCHAKELGAFFEL EN VEER TERUGSLAGVEER VAN HET STARTMECHANISME HOOFDTANDWIEL Voor alle hierboven vermelde punten gelden dezelfde instructies als voor model C 100 en C 102, zie resp. pag 16, 17, 18 en 19. OPNIEUW MONTEREN VAN DE KOPPELING Dit opn ieuw monteren moet gebeuren in omgekeerde volgorde van het demonteren, waarna de bronzen bus in het midden van het aandrijf tandwiel geplaatst kan worden . Vervolgens moet de koppeling op de spiebanen van de krukas gemonteerd wordert. Plaats nu de borgplaat en de moer met inkepingen . Draai de moer goed vast en borg de moer door één der lippen van de borgring in een inkeping van de moer te buigen . Plaats het koppelingsdruk-lager met kooi in het midden van het kop pelingshuis en plaats de bedieninghefboom en het oliekopje in de holle primaire as. KOPPELINGSDEKSEL EN OLIEPLAAT Zelfde instructies als voor modellen C 100 en C 102, zie pag . 20 . SPOELENPLAAT, VLIEGWIEL EN AFSTELLEN VAN ONTSTEKING (Modellen C 100, C 110 en C 114) Monteer de spoelenplaat in het carter en schroef de twee verzonken kruiskopschroeven vast. Kijk goed of de spoelenplaat wel degelijk tot op de bodem van de montagepunten aangedrukt is, ten einde te voorkomen dat de ijzerkern der spoelen tegen het vliegwiel aanlopen . Plaats de spie in de krukas, monteer het vliegwiel en zet de moer met veer-ring vast. Draai het vliegwiel zolang tot de onderbrekerpunten beheel geopend zijn . De opening kan met een voelmaat gemeten worden en moet 0 ,35 mm zijn . Is deze afstand meer of minder, dan de bouten van de montagepraat van de onderbrekerhamer los draaien en de plaat naar links of rechts bewegen . Voor dit doel is een groef in de rand van de spoelenplaat en een uitsparing in de montageplaat gemaakt waar het blad van een schroe vendraaier in past. 27 Als de contactp unt opening van 0,35 mm bere ikt is, moet de mon tageplaat weer vast gezet worden waarna opnieuw gemeten moet worden om te co ntroleren of bij het vastzette n de afstand n iet gewijz igd is _ Draa i het vliegwiel nu tot het merkteken « F » op het vliegwiel tegenover de inkeping op de ra nd van het carter staat _ Op dit ogenblik moeten de contactpunte n beginnen te openen . Als dit niet precies uitkomt e n de contactpunten openen iets vroeger of later, moet het ju iste tijdstip gevonden worden door de montagep laat va n de contacthamer iets naar links of rechts te draaien . Dit is de enige manier van afstellen omdat de spoelenplaat zelf niet verdraaibaar is . Al s de contactpunten vóór « F » openen staat de ontsteking te vroeg, als de contactpunten na « F » opene n staat de ontsteking te laat . De eigen lijke contactpunt opening ligt tussen 0 ,30 en 0,40 mm. M erktek ens v oor het afstellen van d e on tstek i ng en r eg elen v an d e afstand tussen de contac t en v an d e onderbreker ( C 100, C 110 en C 114 ) . Het afstellen moet :z:eer nauwkeurig worden uitgevoerd daar de pres tatie van de motor hiervan in grote mate afhankelijk is. CILINDERKOP EN TUIMELAARHUIS Hiervoor gelden dezelfde instructies als voor modellen C l 00 en C l 02 . 28 AFSTELLEN VAN DE KLEPSPELING Hiervoor gelden dezelfde instructies als voor modellen C 100 en C 102, waarna ook op de volgende punten dient gelet te worden : Schroef de olieaftapplug opnieuw op zijn plaats en vul het carter met olie van viscositeit SAE 20 voor temperaturen beneden 15° C, anders SAE 30. De olie inhoud van het carter bedraagt ongeveer 0,6 liter . Om het oliepeil na te gaan mag de stop (peilstok) niet ingeschroefd worden. De olie moet het vlakke uiteinde van het stokje bedekken . MONTEREN VAN DE MOTOR IN HET FRAME Hiertoe moeten de instructies van pag. 18 voor het uitnemen van de motor in omgekeerde volgorde uitgevoerd worden . PRINCIPE VAN DE AUTOMATISCHE CENTRIFUGAALKOPPELING ( C 100 en C 102) Het hoofdprincipe van deze koppeling is dat het verhogen van het toerental ook de druk verhoogt van de acht stalen kogels op de koppe lingsplaten, doordat de stalen kogels door de centrifugale kracht naar buiten gedreven worden in hun loopgroeven. \ De overbrenging is voorzien van een speciaal mechanisme dat de koppeling onder druk brengt zodra het startpedaal naar beneden geduwd wordt of wanneer de sne lheid van de machine het maximum toelaatbare toerental van de motor overschrijdt . Aan de as van het versnellingspedaal is een entkoppelingsmechanisme bevestigd, dat de koppeling vrijmaakt telkens als het versnellingspedaal bediend wordt. Vier kleine drukveertjes helpen bij het ontkoppelen, terwijl vier grote veren een bijkomende druk, leveren wanneer de stalen kogels het einde van hun loopgroeven bereikt hebben . DOOR DE STARTER AANGEDREVEN TANDWIEL MET DRIJFKOP (Model C 102) In het aandrijftandwiel van de startmotor is een drijfkop ingebouwd, teneinde het vermogen van de starter naar de motor over te brengen en teven het aandrijven van de starter door de motor te verhinderen . Zie tekening . Wanneer het aandrijftandwiel ( 1) in de richting van de pijl draait, worden de stalen kogels (2) naar binnen gedrukt tegen de as zodat deze wordt aangedreven . Zodra de krukas sneller draait dan het tandwiel, zoals het geval is wanneer de motor draait, worden de kogels door de centrifugale kracht naar buiten gedrukt tegen de veerdruk (5) in het huis (4) en de as wordt losgelaten . Een olie dichtring is gemonteerd om te voorkomen dat er olie bij de stator kan komen . STELLEN VAN DE KOPPELING (Modellen C 100 en C 102) De enig mogelijke afstelling moet door een schroef met borgmoer gebeuren, die in het centrum van de koppeling gemonteerd is . Door de borgmoer iets los te draaien en de schroef in de richting van de wijzers van een uurwerk te draaien, wordt de bedieningsplaat van het mechanisme verwijderd, waardoor rolkogels en veren hun volle druk op de platen kunnen 29 r uitoefenen . Een correcte afstelling wordt verkregen door de schroef « uit » te draaien tot een weerstand gevoeld wordt, waarna de schroef voor onge veer één vierde draai « in » gedraaid moet worden . Door de schroef « uit » te draaien wordt de bedieningsplaat in contact gebracht met het mecha nisme en, wanneer men verder draa it, wordt druk uitgeoefend op de veren, waardoor de koppelingsplaten neiging tot slippen zullen vertonen . Na het stellen moet men er goed op letten de borgmoer vast te zetten . Het is n iet mogelijk de correcte afstelling van de koppeling te con troleren door op het kickstartpedaal te duwen, omdat hierdoor het speciale startmechanisme in de koppeling in werking treedt. T andwiel met inge bouwde dri jfkop ( door de el ect rische st arter aang edreven.) STELLEN VAN DE KOPPELING (Mod. C 110 en C 114) Het stellen gebeurt door middel van een afstelschroef en een borgmoer in het midden van de bedieningshefboomas. Om deze te bereiken is het nodig eerst het peervormig deksel van het koppelingscarter af te nemen . Verder is ook een afstelmogelijkheid voorzien van de bedieningskabel op het punt waar deze aan het carter bevest igd is. Het stellen van de koppeling is zeer gevoelig en gebeurt als volgt : Overtuig U er van dat de bedieningskabel degelijk ca . één vierde duim, dit is iets meer dan één halve centimeter, vrije speling heeft . Maak vervolgens de ( 10 mm) borgmoer iets los en draa i de regelschroef eerst iets « uit » , om ervan verzekerd te zijn dat de regelschroef niet op het mechanisme drukt . Draai vervolgens de schroef « in » tot U een weer stand voelt, draai dan terug, ongeveer één vierde slag -en zet de borgmoer vast. Stel vervolgens de bedienings kabel die ongeveer één achtste duim, dat is iets meer dan 3 mm, vrije speling moet hebben . Hierna moet de werking van de koppeling , zowel op loskomen als op aa11drijven, gecontroleerd worden door miçidel van de kickstarter . Waarschuwing : onder geen voorwaarde mag de regelschroef tegen de druk van de veren ingedraaid worden omdat hierdoor de plaat met de drie stalen kogels loskomt . Om deze opnieuw op haar plaats te brengen moet het koppelingsdeksel afgenomen worden . 30 Kopp el i ng-stelschro ef en borgmo er (m ode-l C 110 en C 114 ). Kopp eling -st els chroef en borgm oer (mo d el C 100 en C 102) . FREZEN VAN DE KLEPZITTINGEN (Alle modellen) Klepzittingen mogen slechts gefreesd worden wanneer ze verbrand of gepit zijn . De Speciaal Tooi Kit (speciale doos gereedschap) bevat een frees van 45° voor inlaat- en uitlaatklepzittingen, samen met een frees van 120°-30° voor het vlak frezen van de zittingranden van de inlaatkleppen naar kop en naar inlaatkanaaL Voor de uitlaatzitting is een andere frees aanwezig . Om deze frezen gemakke lijker uit elkaar te houden, werden de twee frezen voor infaatzittingen iets langer gemaakt dan de andere . De Kit bevat ook een handklem en geleidepen voor gebruik van de frezen . Alle koolneerslag in de kop en in de kanalen moet verwijderd worden vóór met frezen begonnen wordt, terwi jl ook de toestand van de klepgele ider moet worden gecontroleerd . Als deze geleiders slijtage vertonen kunnen de geleiders vervangen worden, tenminste op modellen C 110 en C 114, terwijl dit op modellen C 100 en C 102 niet mogelijk is, omdat de geleiders deel uitmaken van de c ilinderkop. Gebruik eerst de frees van 45 °. Deze moet op de bijgeleverde hand klem met geleidepen gemonteerd worden . Verwijder zo weinig mogelijk metaal van de klepzittingen . Gebruik pas daarna de frezen van 120° en van 30° om de normale overgang naar de binnenkant van de kop en naar de kanalen te verkrijgen . Reinig daarna zorgvuldig de cilinderkop om zelfs het kle inste metaaldeeltje te verwijderen . 31 KRUKAS (Alle modellen) Deze bestaat uit de Iinker en rechterkrukastap en kruk wangen, kruk pen, drijfstang, rollagers en kooi. De krukpen is cilindervormig en wordt in de vliegwielen geperst met een druk van ca . 4 ton. Voor het demonteren en opnieuw monteren zijn speciale werktuigen nodig . Na het demonteren moeten alle onderdelen zorgvuldig op slijtage gecontroleerd worden met inachtname van de instructies in de Technische Gegevens aan het begin van dit handboek . Controleer de drijfstang of deze nog zuiver recht is en haaks staat op de krukas . Na het opnieuw monteren van de krukas moet deze gericht worden op V-blokken of op « messen ». Het meetklokje moet op ± 35 mm van de buitenzijde van de krukwang geplaatst worden . Maximum toelaatbare afwijking is 0,025 mm . 32 ELECTRICITEIT BATTERIJ Droog geladen batterijen van YUASA fabrikaat worden gemonteerd . type MBC 1-6A bij de modellen C 100, C 110 en C 114, en type MBQ 8 -6 bij model C 102. Kenmerken van de batterijen : ·IMBC Type Spanning Capacite it in A / u bi j ontlading van 10 u Beginlaadstroom In ampères Normale laadstroom in ampères Electrol ite inhoud in Iiters Specifiek gewicht van het vul -electrol i te bij 20° c 1-6A I MBQ 8 -6 6V 2 0,2 0,2 0 ,0 9 6 V 11 1,1 1,1 0 ,3 6 1.28 0 1,260 ' VOORZORGEN BIJ HET IN BEDRIJF NEMEN De batterij bevat droog geladen platen, doch geen electrolite . Wan neer de batterij onmiddellijk in bedrijf genomen moet worden of wanneer b ij gebrek aan tijd of aan electrische uitrusting het geven va.n een beginlading onmogelijk is, kan de batterij zó in gebruik genomen worden . Het is echter aangeraden aan de batterij een zekere begin - of aanzetlading te geven om van een goede werking verzekerd te zijn. VULLEN MET VERDUND ZWAVELZUUR Verwijder de ventilatiedop en bevestig het pijpje . Gebruik voor het vullen verdund zwavelzuur van het opgegeven specifiek gewicht (zie tabel ) waarvan de temperatuur vóór het ingieten beneden de 30° C moet zijn . Vul de cellen tot aan het peil (zie lijn) . Vergeet niet 15 mm van de uiteinde van de dichtgeknepen ventilat ieslang af te knippen . RUSTPERIODE Na het ingieten van het electrolite moet de batterij twee à drie uren bi i jven staan alvorens tot laden overgegaan mag worden . Na deze twee à drie uren moet, indien nodig, electrol ite van het zelfde specifieke gew icht bijgegoten worden . LADEN VAN DE BATTERIJ Nadat de temperatuur van het electrolite beneden 30° C gedaald is kan ze geladen worden met de hierboven aangegeven laadstroom gedurende 15 à 20 uren . Het laden moet onderbroken worden of de laadstroom verminderd met 50 % indien de temperatuur van de cellen boven 45 ° C stijgt . Indien het electrolytepeil daalt gedurende het laden mag slechts gedistilleerd water bijgevoegd worden . 33 Bij de modellen C 100 en C 102 is de batterij aan de rechterzijde van het frame gemonteerd, en bij de modellen C 110 en C 114 aan de linkerzijde, achter het plastic-deksel. Een van de batterijkabels bevat een smeltzekering in een afneembare houder. Bij installatie moet deze zekering gecontroleerd worden . Zorg ervoor dat de buitenkant van de batterij steeds schoon gehouden wordt en dat het ventilatiepijpje niet verstopt is. Kijk regelmatig het electrolytepeil na en gebruik alleen gedistilleerd water om op peil te brengen . De electrische hoorn, de richtingaanwijzer, de vrijstandverklikker, enz. worden rechtstreeks door de batterij gevoed, terwij I de kop- en achterlichten door de dynamo gevoed worden uitgezonderd bij model C 102 waar ook de Iichten door de batterij gevoed worden . Laat de motor nooit draaien zonder eerst de batterij aangesloten te hebben daar anders de gelijkrichter onherstelbaar beschadigd wordt . SCHAKELAARS VERLICHTING EN ONTSTEKING Alle modellen zijn voorzien van een combinatieschakelaar waarvan de sleutel alleen kan worden uitgenomen wanneer hij zich in stand « I » bevindt, dit is « off ». Dit is door een zwart puntje aangeduid, terwijl de twee andere standen door rode punten aangegeven zijn . Het eerste rode punt is bestemd voor het rijden bij daglicht . De ontsteking, hoorn, richtingaanwijzers, het stoplicht en vrijstandverklikker zijn aangesloten en de sleutel kan niet uitgenomen worden . Op het tweede rode punt worden ook de lichten ingeschakeld welke alleen branden wanneer de motor draait (uitgezonderd bij model C 102). De sleutel kan niet uitgenomen worden . Als een van deze instrumenten niet normaal functioneerd moeten eerst de electrische kabels en hun verbindingen van het betreffende onderdeel gecontroleerd worden. Indien de kabels in orde zijn mag hieruit opgemaakt worden dat de combinatieschakelaar stuk is en moet vervangen worden. Deze schakelaar is met een schroefring bevestigd. RICHTINGAANWIJZERSCHAKELAAR EN DIMSCHAKELAAR Deze schakelaars zijn resp . in het rechter- en linkerhandvat ingebouwd. Zij zijn van gelijke constructie en de meest voorkomende oorzaak van defecten is corrosie van de contacten en indringen van vuil. Deze schakelaars kunnen gemakkelijk afgenomen worden en de contacten met fijn schuurpapier gereinigd worden. VRIJSTANDVERKLIKKER Deze bevindt zich op de linkerzijde van het carter, vlak boven het kettingtandwiel en wordt door het versnellingsmechanisme bediend. Bij storing ligt de oorzaak gewoonlijk in beschadiging van de schakelaar of van de kabels . Als een schakelaar gedemonteerd is moet er voor het weer monteren op gelet worden dat de rubberafdichtring volkomen gaaf is. DRUKKNOP VAN DE HOORN Deze bev indt zich op het linkerhandvat samen met de dimschakelaar . Wanneer de hoorn niet werkt, moet de oorzaak hiervan gewoonlijk in het contact gezocht worden . Reinig de contactpunten met fijn schuurpapier. Indien een knop vervangen moet worden zullen beide, dit is, hoorn en dimknop, vervangen moeten worden omdat de kabels uit één stuk bestaan . 34 ELECTRISCHE HOORN Deze is van het gelijkstroom type met een volume van 90 à 100 phones op een afstand van 2 meter. Het stroomverbruik bedraagt hierbij circa 0,6 à 0,8 ampères. Wanneer de toon van de hoorn te laag of te « ruw » wordt, moet de oorzaak gewoonlijk niet in de hoorn, maar wel in een gedeeltelijk ontladen batterij of in een slecht contact gezocht worden . Het geluidsvolume is regelbaar door een schroef die zich achteraan de hoorn bevindt. Om de hoorn te kunnen demonteren moet eerst het gehele koplamphuis verwijderd worden . RELAIS VAN DE RICHTINGAANWIJZER Het relais is, bij alle modellen, naast de batterij gemonteerd . Dit relais levert normaal 70 à 100 knipperingen per minuut . De knipperlichten zullen slechts werken wanneer het gloeilampje van de juiste spanning en stroomsterkte is, namelijk 6 volt en 8 watt. Ook moeten de beide fittingen, zowel voor als achter, goed in orde zijn omdat het systeem anders niet werkt. Wanneer de richtingaanwijzer ingeschakeld is, en één van beide zijden niet « knippert » , maar ononderbroken gloeit, of wanneer het knipperen onregelmatig is, of wanneer het lampje _helemaal niet brandt, moet de oorzaak in het relais gezocht worden 'dat in dit geval vervangen moet worden. Controleer of er nergens een onderbreking te vinden is, of eventueel een slecht contact tussen batterij en rE!Iais. KOPLAMP Het glas en de reflector van de koplamp vormen één geheel maar de lamp kan aan de achterkant van de reflector vervangen worden . Draai de schroef los waarmee de lamprand is bevestigd . Hierdoor komen reflector en glas samen los, en de fitting van de lamp die door een veer vastgehouden wordt, kan dan uitgenomen worden en de lamp vervangen . Wanneer een draad van de gloeilamp defect raakt moet onmiddellijk op de andere draad overgeschakeld worden omdat anders het achter! icht en het lampje van de snelheidsmeter overbelast worden en ook doorbranden (dit geldt alleen voor de modellen C 100, C 110 en C 114). De straalhoogte van de knoplamp is verstelbaar door een kleine schroef die zich direct boven de schroef bevindt die de koplamprand bevestigd. SMELTZEKERING In de positieve kabel van de batterij bevindt zich een smeltzekering van 7 amp. om de electrische installatie te beschermen bij kortsluiting. Bij model C 102 moet de zekering 10 amp. zijn . Vervang nooit een smeltzekering door een van een hoger amperage en controleer de bedrading op kortsluiting, alvorens een zekering te vervangen. 35 SELEN I UMGELIJ KRI CHTER Op alle modellen is een seleniumgelijkrichter gemonteerd . Op modellen C 110 en C 114 bevindt deze zich binnen in het frame, onmiddellijk boven de batterij. Er moet op gelet worden de motor nooit te laten draaien zonder eerst de batterij aan te sluiten, ook nooit zonder smeltzekering, omdat dit een verandering van de stroomrichting door de gelijkrichter veroorzaakt, het geen aan deze laatste zijn doeltreffendheid doet verliezen, en hem zelfs, wanneer dit iets langer duurt, door verhitting buiten gebruik kan stellen . CONDENSATOR Deze is op de spoelenplaat van de vliegmagneet gemonteerd en is tussen de primaire wikkeling van de ontstekingsspoel en de onderbreker gemon teerd . De bedoeling van de condensator is het overspringen van vonken tussen de contactpunten te verhinderen, door één kort moment de hoogspannings stroom van de primaire wikkeling op te nemen . De condensator heeft een capaciteit van 0,20 à 0,26 mfd . Om de condensator te controleren, moet deze eerst van de statorplaat afgenomen worden en op een servicetester getest . Bij normale temperatuur geldt het volgende : isolatieweerstand hoger dan 5 megohm : condensator goed ; isolatieweerstand tussen 1 en 5 megohm : kan nog gebruikt worden ; isolatieweerstand lager dan 1 megohm : onbruikbaar. Bij het vervangen van de condensator moet er op gelet worden dat het huis van de condensator een goed massacontact heeft op de spoelen plaat . Zie pag. 57 voor de manier waarop gecontroleerd moet worden . LADING VAN DE BATTERIJ (Modellen ClOO, C110 en C114) De laadstroom wordt opgewekt door een stroomspoel die op de stater plaat gemonteerd is, en stroomt via een seleniumgelijkrichter naar de batterij . De wisselstroom van het magnetisch vliegw iel wordt « enkelfazig » gelijkgericht (dit wil zeggen dat alleen de positieve helft van de sinusoïde doorgelaten wordt) alvorens de batterij te bereiken . De stroomspoel bestaat uit twee delen, één voor de lichten en één voor het laden van ·de batterij. Bij het rijden 's nachts worden de lichten dus op wisselstroom van 6 à 8 volt gevoed terw ijl er steeds wisselstroom naar de gelijkrichter gaat om de batterij te laden . CONTROLE VAN HET LADEN (Modellen C 100, C 102, C 110 en C 114) Om laadstroom vast te stellen dient een ampère -meter (op de 2 amp . schaal) in serie geschakeld te worden aan de draden van de zekering houder (in plaats van de zekering) in de positieve kabel van de batterij . Start de motor en zie welke stroom door de dynamo geleverd wordt naar gelang het toerental . Deze controle moet uitgevoerd worden met het contactslot eerst op het eerste rode punt, en vervolgens op het tweede . Zie tabel. 36 Modellen C 100, C 11 0 en C 114. Motortoerental per minuut . Laadstroom in amp . ( 1e rode punt) Laadstroom in amp . (2e rode punt) Gloeilampspanning in volt . I 1.500 0 0 4,5 3.000 0,2 0,2 6,5 6.000 0,2 0,4 8,0 8 .000 1,5 0,5 8,5 1.500 0 0 3.000 1,0 1,5 6 .000 1,25 1,75 8.000 1,25 2,0 Model C 102. Motortoerental per minuut Laadstroom in amp . ( 1e rode punt) Laadstroom in amp . (2e rode punt) Bij het vervangen van de stroomspoel ( lichtspoel) moet erop gelet worden dat deze in dezelfde « stand » geplaatst wordt met de « slots » in de fiber isolatieplaten naar de spoelenplaat gekeerd . STARTEN MET EEN ONTLADEN BATTERIJ (Model C 102) Het starten met een ontladen batterij is mogelijk indien het contactslot niet op het tweede rode punt staat . Wanneer bij het rijden licht nodig is moet men de motor gedurende een paär minuten laten draaien vóór de lichten ingeschakeld worden om aan de batterij een zekere lading te geven. ELECTRISCHE STARTMOTOR (Model C 102) Het is mogelijk deze startmotor van de motor af te nemen terwijl de motor in het frame gemonteerd is . Handel als volgt : Maak de kabel van de startmotor los. Neem de vier kruiskopschroeven af die het deksel van het start· mechanisme aan het motorcarter verbinden en licht het deksel van de startmotor af ( motorplaat en condensatorkabel bi ijven aan het deksel verbonden). Verwijder de drie kruiskopschroeven die de startmotor aan het carter bevestigen . De startmotor kan nu verschoven worden om de ketting van het tandwiel af te nemen . Maak de ketting met een stuk draad aan het frame vast om te beletten dat de ketting van het aangedreven tandwiel afloopt. MONTEREN VAN NIEUWE KOOLBORSTELS OP DE STARTMOTOR Dr-aai de twee schroeven los, die het stofdeksel bevestigen en ver wijder dit laatste . Demonteer de twee schroeven die de draden van de koolborstels op hun plaats houden . Haak een stuk sterk ijzerdraad onder de veren van de borstels en licht de veren op om de koolborstels uit de houders te nemen . De totale lengte van een nieuwe koolborstel bedraagt 11,5 mm . Alvorens de nieuwe borstels te monteren moet gecontroleerd worden of deze vrij in hun houders kunnen glijden en dat de collector schoon en niet gegroefd is . 37 HET DEMONTEREN VAN DE STARTMOTOR Verwijder de twee schroeven die dwars door de startmotor gemonteerd zijn. Deze kan dan van de montageplaat afgenomen worden. Deze plaat maakt deel uit van het huis van het vertragingsmechanisme. De as van het anker is aan elk uiteinde van platte afstandringen voorzien . Neem het aandrijftandwiel af dat op de as vastzit met een circlip . Verwijder de drie schroeven met verzonken kop die de twee helften van het huis van het vertragingsmechanisme bevestigen en licht de bovenste helft er af. Tussen de twee helften is een pakking gemonteerd . De as van het vertragingsmechanisme draait in een kogellager dat in zijn boring gehouden wordt door een clip . Het vaste tandwiel is in het huis geperst en wordt vastgehouden door een pen. De twee vertragingstandwielen zijn op hun assen bevestigd met splitpennen . De as van het vertragingsmechanisme kan met een kunsthars hamer of een zachte doorslag uit het kogellager verwijderd worden . Alle onderdelen moeten zorgvuldig gereinigd worden alvorens tot montage wordt overgegaan, terwijl de vertragingstandwielen gesmeerd moeten worden met een vet van goede kwaliteit op basis van Molybdeen, Disulphide en Lithium. Het kogellager en beide einden van de as van het anker moeten met kogellagervet gesmeerd worden. Op de asuiteinden is een kleine hoeveelheid voldoende . Tussen het startmotorhuis en de koolborstels is een rubberpakking geplaatst terwijl ook een sluitring gemonteerd is tussen einddeksel en as . Het indringen van water wordt voorkomen door de rubberringen op . de twee schroeven van het deksel . SCHEMA VAN DE ELECTRISCHE GELEIDINGEN HONDA 50 (C 100) Knipperlicht BW Rechtsvoor Claxondrukknop Dim sc hakelaar linker handvat Knipperlicht BW Rechtsachter Contact/lichl Schakelaar ~ Tell erlampje 1,5W Vrij stand ·Lampje 3W Achte rtamp 2W LGI R··fil Knipperlicht BW linksvoor -;- Kn ip perli cht sc hakelaar (rec hterhandvat) _ rp .J_ Vl iegwtel dynamo Cond ensator onderbreker Vrijstand Schakelaar . i Zwarl ~ Lic ht g ro en .. Blauw 0 OranJ e .. Bru in • R Rood ...Grijs Wil w · -Groen y Geel • · Li c ht blauw 18 ~ . ssll J Sb-® J ~=1 1 ~31 ~ 45~ 24- 1 23- 25 21 45--..@ Onderdelen van de carburator Keihin type PW. 16 : 1 Overlooppijpje . 2 Mengkamer . 3 Naaldsproeier . 4 Stationairsproeier. 5 Hoofdsproeier. 6 Veer van (7) en (15). 7 Luchtafstelschroef. 8 Gasschuif. 9 Veer van (8) . 10 W-vormige naaldclip . 11 Sproeiernaald. 12 Ringmoer . 13 GasschuifdekseL 14 Pakking . 15 Gasschuifregelschroef . 16 Chokeklep . 17 Vlotterkamer. 18 Pakking van ( 17) . 18 Vlotter. 20 As van ( 19) . 21 Zitting van vlotternaald . 22 Vlotternaald . 23 Borgring ( 6 mm) . 24 As van de choke . 25 Chokehefboom . 26 Choketuimelarm. 27 Klemveer van vlotterkamer . 28 Naaldhouder. 29 Naaldafstelclip. 30 « 0 » ring. 31 Fiberring 6 mm 32 Veerring 6mm. 33 Borgmoer 6 mm. 34 Kapje van de gaskabel. 30 15~ ~Z4 Z7 Carburator Keihin type PW.16 (modellen 0110 en 0 114). 49 Afstelling van de carburator : Hoofdsproeier Stationairsproei er Gasschuif Sproeiernaald Luchtregelschroef n ° 85 - 88 . no 35. n° 2 . no 16302. moet 1 - 1 1/ 4 slag uitgedraaid worden om de iuiste afstelling te verkrijgen. 50 AFSTELLEN VAN HET BENZINENIVEAU IN DE VLOTTERKAMER In de vlotternaald is een veertje gemonteerd om schokken op de naaldzitting op te vangen . Bij het monteren van de naa ld moet er goed op gelet worden dat de naald gemonteerd wordt met de conische punt naar de zitting . Bi j het controleren of afstellen van het bez ineniveau moet volgens het onderstaande schema gewerkt worden : Plaats de carburator onderste boven, zodat de vlotterpenveer door het gewicht van de vlotters samengedrukt wordt . Houd de carbu rator dan onder een hoek van 50 à 70° van het verticale zoals in de tekening aangegeven en meet de afstand tussen de rand van het carburatorhuis en de buitenkant van de vlotter . De juiste afstand bedraagt 19,5 mm plus minus 0,5 mm . Het afstellen kan geschieden door voorzichtig de veertong van de vlotter te buigen, waarbij men er zorgvuldig op moet letten de respectieve posities van de individuele vlotters NI ET te wijzigen . a) Lood lij n ten opzichte va n de grond . 1. Vlotter . 2. Vlotternaald. 3. · Veertong (hefboom) va n de vlotternaa ld . 4. As van de vlotter . 5. Buitenkant van de vlot ter. 6. Rand van het ca rburatorh ui s va n waa raf gemeten moet word er. . a 51 AANDRAAIKOPPELS Ci Iinderkopbouten . Bouten van kleptuimelaardeksel Bouten van olietoevoerpijp naar klepstoters Montagemoeren van èarburator Vliegwielmoer . Bout van nokkenastandwiel Moer van voorwielas Moer van achterwielas ~evstignbou van voorrem ankerplaat Bevestigingsbouten van benzinetank Bevestigingsbouten van voetsteunen Moer van as van achtervorkscharnierpunt Bevestigingsmoeren van achterveer elementen Moeren van kettingspanners Motorbevestigingsmoeren en bouten Voorvering, bovenste bout . Yoorvering, bout van schommelarm (as) Tandwielnaaf asmoer Montagemoer van voorspatbord Stuurbevestigingsmeer (C 100 en C 102) Stuurbevestigingsbout ( C 110 en C 114) 52 1,800 à 3,563 à 3,563 à 5,540 à kgm 0,805 0,749 0,691 0,691 3,047 2,178 4,948 4,948 2,770 0,691 2,490 5,540 4,160 0,691 2,770 2,770 2,770 6,920 2,770 2,770 2,770 INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK VAN DE ELECTRISCHE SERVICE- TESTER VOOR HOl\TDA. 50 SERVICE TESTER · S!ANOAR OC C\IRR.- A TIMING<' lQOOR.P.M DYNM~O IA 1 V ~· ÖYNA!!Q.J Y ... cOlTEST ;A ~T!Qij ( ~}_E CON!l€NSER ~0/) S~TlERY ON om•oc TIMING LIGHT s f • e SPAR!< TEST GAP s OFF x (TAKE CFF FLY·Yttnl) FOR COIL TEST ~ SPAR~ G41'(mmJ 15 Het testapparaat is voorzien van drie smeltzekeringen van 10 A. Indien één van deze zekeringen « smelt » door welke oorzaak dan ook, moet men er goed op letten dat de nieuwe zekering van precies dezelfde capaciteit ( 10 ampères) moet zijn . Een deurtje onderaan de testkast geeft toegang tot de zekeringen . CONTROLE VAN HET TOERENTAL (Alle modellen) Verwijder het deksel van het vliegwiel of van de rotor . Verbind de draad met de tweepennige stekker in het contact met de benaming « tachometer ». Plaats de schakelaar op « Timming x 1,000 ». Start de motor, neem de tachometertester in de hand en houd hem precies in het midden van het vliegwiel of van de rotor en plaats dan de rubberkegel tegen het center van de as zodat deze zonder si ippen mee draait . Men verkrijgt het juiste toerental door het cijfer dat op de boven ste schaal A afgelezen wordt met 1.000 te vermenigvuldigen . CONTROLE OP ONDERBREKING VAN DRADEN OF CONTACTEN Om deze contro,le uit te voeren is een batterij van 6 volt nodig. De twee draden ROOD + en WIT - die de bergruimte van het test apparaat aan de linker bovenhoek verlaten worde n aan de batterij ver bonden . De RODE en ZWARTE testdraden worden nu aan de contacten gemerkt « X » aangesloten . Plaats nu de scha kelaar op « Conduction ». Zet de batterij -schakel aar op « ON » en verbind de testdraden aan het voorwerp of de schakeling die gecontroleerd moet worden. De rode « Conduction »: verklikker van het testapparaat gloeit wanneer de schakeling nergens onderbroken is en gloe it niet wanneer de schakeling op één of meerdere punten onderbroken is . CONTROLE VAN DE GELIJKSTROOMSPANNING Verbind de RODE en ZWARTE testdraden aan de « X » contacten. Plaats de schakelaar op « DC Voltage V ». Verbind de RODE positieve draad en de ZWARTE negatieve draad resp . aan de positieve en negatieve polen van de te testen batterij en lees de uitslag van de meting op de B-schaal in volts. HOOGSPANNINGSTEST VAN DE BOBINE (Modellen C 100, C 110 en C 114) Voor deze controle is een batterij van 6 volt nodig. In het frame, achter de batterij, bevinden zich de twee draden van de bobine (één zwart en één wit gestreept). Maak deze draden los . Neem de stekker waarvan de pennen scheef gemonteerd zijn en plaats deze stekker in het contact « Coil » . De twee draden ROOD en WIT van deze stekker moeten aan de twee draden van de hoogspanningsbobine verbonden worden . Trek het waterdichte kapje van de bougie af en monteer de zeskante verbindingspen die bij het testapparaat geleverd wordt in de bougiekap. Verbind de RODE hoogspanningsdraad die het bakje van het testapparaat aan de rechterbenedenhoek verlaat aan de verbin"dingspen . 54 Verbind de twee draden, WIT en ROOD, die de linkerbovenhoek van het bakje verlaten aan een 6 volt batterij en de zwarte draad aan het frame . Plaats de schakelaar op « Coil Test A ». Schakel de batterij in en regel de afstand van de vonkbrug met behulp van de regelknop (Spark Gap mm) . De vonk kan door het venstertje « Spark Test Gap » gecontroleerd worden . De bobine is goed indien de vonk ononderbroken werkt bij een vonkbrug opening van 6 mm of meer . Bij het uitvoeren van deze test moet de ZWARTE draad altijd aan het frame verbonden worden teneinde hinderlijke electrische schokken te vermijden. HOOGSPANNINGSTEST VAN DE BOBINE BIJ MODEL C 102 De cont role van de hoogspanningsbob ine bij model C 102 geschiedt op dezelfde manier als op modellen C 100, enz . uitgezonderd dat de draden die hier naar de bob ine leiden BLAUW en ZWART gekleurd zijn . CONTROLE VAN DE ONTSTEKING MET DE STROBOSCOOP (Model C 102) Voor deze controle is een batterij van 6 volt nodig. + Verbind de RODE en WITTE - batterij draden ( linkerbovenhoek van het bakje) aan een 6 volt batterij en de zwarte draad aan massa . Verwijder het waterdichte kapje van de bougie en monteer de zeskante verb ind ingspen aan de bougie . Duw het kapje opnieuw op zijn plaats en verbindt de RODE hoogspann ingsdraad van de stroboscoop aan de verbindingspen op de bougie. Plaats in het « Timinglight »- contact de stekker met twee pennen ( rode en witte draden) van de stroboscoop . Daar de pennen niet allebei dezelfde afmetingen hebben kan de stekker slechts op één manier in het contact geplaatst worden . Neem het deksel van de ontstekingsonderbreker af . Plaats de schakelaar op « Timing v 1,000 », start de motor en laat deze stationair draaien. Schakel de batterij in ( knopje op testapparaat ) en licht met de stroboscoop in de opening van het deksel zodat de rotor sch ijnbaar stilstaat . De ontsteking is in orde (tenminste het ontstekingstijdstip) wanneer de « F »-streep op de rotor en het pijlte ken op de stator precies tegenover elkaar liggen. Een eventuele afwijking kan bijgesteld worden door de twee schroefjes van de statorplaat los te maken en de plaat in de gewenste ri chting te draaien . Schroef de statorplaat opn ieuw vast zodra een correcte afstell ing verkregen is . De werking van het automatische ve rvroegingsmechanisme ka n gecontroleerd worden met de stroboscoop door het motor toerental te ve rhogen . Het vervroegingsmechanisme werkt goed, wanneer het pijlmerk op de stator tussen de twee zwarte lijnen van de rotor wijst als het toerentaa l wordt verhoogd . 55 CONTROLE VAN HET ONTSTEKINGSTIJDSTIP MET DE STROBOSCOOP ( C 100, C 110 en C 114) Voor deze test is een 6 volt batterij nodig. + Verbind de RODE en WITTE - batterijdraden ( lin kerbovenhoek van het bakje) aan een 6 volt batterij en de zwarte draad aan massa . Neem het waterdichte kapje van de bougie af en monteer op de bougie de verbindingspen die bij het toestapparaat geleverd wordt . Duw het kapje op zijn plaats en verbindt de RODE hoogspanningsdraad van de stro boscoop aan de verbindingspen op de bougie. Plaats de twee stekkerpennen van de RODE en WITTE stroboscoopdraden in het « Timing Light » contact . Deze twee pennen zijn van verschillende afmetingen en de stekker kan dus slechts op één manier in het contact gestoken worden. Neem het inspectiedeksel van het vliegwiel af . Plaats de schakelaar van het testapparaat op « Timing x 1,000 », start de motor en laat deze stationair draaien (ca . 1.000 toeren). Schakel de « batterij » in en laat het licht van de stroboscoop in de opening van het ronddraaiende vliegwiel schijnen zodat het vliegwiel schijn baar stilstaat. Het ontstekingstijdstip is correct afgesteld wanneer het « F » -teken op het vliegwiel precies in het verlengde ligt van het merkteken op het vliegwielcarter. Een eventuele afwijking kan bijgesteld worden door de afstand van de onderbrekingscontacten te wijzigen (hiervoor moet de motor natuurlijk stilgezet worden) . Eerste voorbeeld : De ontsteking staat te vroeg wanneer het « F »- teken op het vliegwiel het merk op her··carter nog niet bereikt heeft (gezien in draairichting) . De ontsteking moet dus verlaat worden door de open ing van de onderbre kerpunten iets te verminderen . Hierna moet het ontstekingstijdstip opnieuw met de stroboscoop gecontroleerd worden . Tweede voorbeeld : De ontsteking staat te laat wanneer het « F »- teken op het vliegwiel reeds voorbij het merk op het carter is (gezien in draairicht ing) . De ontsteking moet dus vroeger geschieden en daarvoor moet de afstand tussen de onderbrekercontacten iets vergroot worden . In het algemeen is de ontsteking correct afgesteld wanneer de afstand van de onderbrekercontacten precies op 0,35 mm afgesteld wordt alvorens de test uit te voeren. De hiel van de onderbreker mag niet te veel ver sleten zijn . CONTROLE VAN DE GELIJKRICHTING (Model C 102) Voor deze test is een 6 volt batterij nodig. + Verbind de RODE en WITTE - batterijdraden (linkerbovenhoek van het bakje ) aan een 6 volt -batterij. Verbind de twee testdraden waaraan klemmen bevestigd zijn, aan de « X » contacten van het testapparaat . Het model C 102 is uitgerust met een dubbelwerkende gelijkrichter bestaande uit twee secties waarvan elke sectie afzonderlijk getest moet worden . 56 Maak de RODE en BRUINE draden van de gelijkrichter los (zie lin kerzijde van het frame). Plaats de schakelaar op « Resistance x 100 ohms » en schakel de « batterij » schakelaar op « on ». Verbind nu de RODE draadklem aan de BRUI NE klem van de gelijk richter en de ZWARTE draadklem aan de RODE klem van de gelijkrichter. Op de « D » schaal van het instrument krijgt men nu een POS ITl EVE uitslag welke als goed beschouwd kan worden als de naald tussen 10 en 40 ohm aanwijst . Door de verbindingen van de draadklemmen omgekeerd uit te voeren, d .i. ROOD naar ROOD en ZWART naar BRUIN, krijgt men een negatieve uitslag op het instrument . De meter moet nu ten minste 1,000 ohm aan wijzen om de gelijkrichter als goed te mogen beschouwen . Een goede NEGATIEVE meting zal de naald nauwelijks doen bewegen . De meting van de tweede sectie van de gel ijkrichter wordt op de zelfde manier uitgevoerd waarbij de BRUINE klem van de gelijkrichter vervangen wordt door de GELE . CONTROLE VAN DE GELIJKRICHTER (Mod. C 100, C 110 en C 114) Voor deze test is en 6 volt batterij nodig. Verbind de RODE en WITTE - batterijdraden ( linkerbovenhoe k van het bakje ) aan een 6 volt batterij . Verbind de RODE en ZWARTE testdraden met klemmen aan de « X »- contacten van het testapparaat Plaats de schakelaar op « Resis tance x 100 » . Maak de RODE en WITTE draden van de gelijkrichter los . Schakel de batterij in (knopje op testapparaat ). Positieve meting : Verbind de RODE testdraad aan de WITTE gelï richterklem en de ZWARTE testdraad aan de RODE gelijkrichterklem lees de uitslag van de meting op de « D » schaal van het instrument . Een uitslag tussen 10 en 40 ohm mag als goed beschouwd worden . Negatieve meting : Voer de schakeling omgekeerd uit, dit is ROOD aan ROOD en ZWART aan WIT. Lees de uitslag op de « D » schaal . Een goede uitslag moet ten minste 1,000 ohm bedragen en zal de naald van het instrument nauwelijks doen bewegen . + CONTROLE VAN DE CONDENSATOR-CAPACITEIT (Alle modellen) Voor het uitvoeren van deze test is een 6 volt -batterij nodig en de condensator moet van de statorplaat afgenomen worden . Verbind de twee test-draden met klemmen aan de « X »- contacten van het testapparaat. Verbind de batterij aan de WITTE en RODE draden die het bakje aan de linkerbovenhoek verlaten. Plaats de schakelaar op « Condenser x 0,1 MF ». Schakel nu de batterij in ( knopje op testapparaat) . Plaats de conden sator -schakelaar ( rechtbovenhoek van apparaat op « Standard » ) . Regel met behulp van de regelknop « SCALE ADJ », die zich vlak onder het meetinstrument bevindt, het meetinstrument zodanig dat de naald zich op de 3•· streep (vlak in het midden) van de « A » schaal bevindt, hetgeen overeenstemt met 0 ,3 mf . 57 Verbind de testklemmen met de condensator, één aan het omhulsel (massa) en één aan het middencontact. Plaats de « CONDENSATOR »De naald moet tussen 0,2 en 0,26 mf aanwijzen . CONTROLE VAN DE ISOLATIEWEERSTAND VAN DE CONDENSATOR Gebruik de testdraden en de batterij zoals in de vorige test. Plaats de schakelaar op « lnsulation x M ohms », schakel de batterij in . Maak nu kortsluiting tussen de klemmen van de testdraden door ze tegen elkaar te houden en regel het meetinstrument met behuJp van de knop « SCALE ADJ » op 0 (nul) op schaal « D », dit wil zeggen dat de naald volledig uitgeslagen moet zijn . Verbind de testklemmen aan de condensator, één aan het omhulsel (massa) en één aan het middencontact en lees de uitslag op schaal « D ». Minder dan 1 megohm condensator moet vervangen worden . Tussen 1 en 5 megohm condensator is bruikbaar. Meer dan 5 megohm condensator is heel goed . De condensator moet na het testen onmiddellijk kortgesloten worden om hem te ontladen . SPANNINGSTEST VAN DE WISSELSTROOM-DYNAMO (Model C 102) Steek de stekker, met de drie pennen, van dè afgeschermde weer standskast in het contact « dynamo ». maak de korte shunt van de weer standklemmen los . Maak de dynamodraden los die .zich vlak boven de gelijkrichter bevinden en aan het frame opgehangen zijn . De drie testdraden, BRUIN, WIT en ROOD, die de weerstandkast verlaten, moeten als volgt aangesloten worden : Testdraden Dynamodraden naar BRUIN BRUIN WIT naar WIT ROOD naar GEEL Start de motor en regel de draaisnelheid op 2 .000 toeren per minuut met behulp van de regelschroef van de gasschuif en de toerenteller ( tachometer) . Plaats de schakelaar op « Dynamo 1 V ». Lees de uitslag op schaal « C » van het meetinstrument. De naald moet 3-6 volt of meer aanwijzen . Plaats de schakelaar op « Dynamo 2 V ». Nu moet de naald tenminste 7 volt aanwijzen . SPANNINGSTEST VAN DE VLIEGWIEL-DYNAMO (Modellen C 100, C 110 en C 114) Steek de stekker, met de drie pennen, van de afgeschermde weerstandskast in het contact « Dynamo ». Maak de korte shunt van de weerstandkle'llmen los . Maak de GELE en DONKERGROENE dynamodraden los . Plaats de schakelaar op « Dynamo 1 V ». Eerste test : Verbind de BRUI NE weerstanddraad met de DONKERGROENE dyna modraad en verbindt de RODE weerstanddraad aan massa (aarde) . Start de motor en regel de draaisnelheid op 2 .000 toeren per minuut met behulp van de toerenteller (tachometer) . 58 Lees de uitslag op schaal « C » van het instrument. De naald moet 2,5 volt of meer aanwijzen . Tweede test : Verbind de BRUI NE weerstanddraad aan de GELE dynamodraad en de RODE weerstanddraad aan massa (aarde) . Bij 2 .000 toeren per minuut moet de naald op schaal « C » 3,5 volt of meer aanwijzen . CONTROLE VAN GELIJKSTROOMSTERKTE IN AMPERES Verbind de RODE en ZWARTE testdraden met klemmen aan de RODE en ZWARTE contacten « DC CURR » van het testapparaat. Om de test uit te voeren met stroomrichting van + naar - , dus naar de klem RED moet de schakelaar op « DC CURR + A » geplaatst worden . Vloeit de stroom van - naar dan moet de schakelaar op « DC CURR A » geplaatst worden . Om het laden of ontladen te controleren maakt men de l- draad van de batterij los en verbind deze draad aan de testdraad RED en verbind vervolgens de testdraad BLACK (zwart) aan de positieve klem van de batterij . De drie testdraden, BRUIN, WIT en ROOD, die de weerstandkast verlaten, moeten als volgt aangesloten worden : scha kelaar ( rechterbovenhoek) op « TEST » en lees de u itslag op de « A » schaal. Laat nu de motor draaien en lees de- u itslag op schaal « B ». +, +, +, In deze schakeling is een smeltzekering geplaatst die zal « doorbranden » als de stroomsterkte de 15 ampères overschrijdt . 59 internationaal centrum I 27e etage ..... I rogierplaats ~ • GEDRUKT IN BELGII: I brussel 1 f